In deze tijd van het jaar zet ik de ramen van mijn zolderkamer ’s nachts wagenwijd open. Mijn bed staat aan het raam, het voeteneind bij het raamkozijn. Soms, heel soms, denk ik eraan dat het in theorie mogelijk is voor iemand om via deze weg mijn kamer te betreden. Die kans is heel klein, maar het zou kunnen. Als we er voor het gemak even van uitgaan dat het wel gebeurt, dan schrik ik me ten eerste zeer waarschijnlijk een ongeluk en heb ik ten tweede vast een groot probleem, aangezien het aannemelijk is dat er een lunatic in mijn slaapkamer staat. Ik heb mijn hoofd laatst uit het raam gestoken, en kwam tot de ontdekking dat iedereen uit de rij de boel potdicht houdt. Ik loop dus veel meer risico dankzij mijn buren. Ondanks dit alles, ga ik altijd met een gerust hart slapen. I ain’t no pussy, you know.
De mens is geneigd te denken dat erge dingen alleen anderen kunnen overkomen. Toch zijn de kansen redelijk verdeeld. Behalve natuurlijk in mijn geval, met die enige openstaande ramen. En zo geschiedde het. Ik was meteen klaarwakker. Er is iemand in mijn kamer. Ik zag hem nog net onder het rolgordijn door sluipen. Daar stond hij; de nachtelijke indringer die ik eigenlijk toch nooit écht had verwacht. Een zwarte gedaante op mijn bed. Tot mijn verbazing schrok ik niet. Ik bleef kalm en liet het gebeuren. Ik kon alleen maar naar hem kijken en kwam snel tot de conclusie dat ik hem kende. Hij keek begeerlijk naar mij en zocht toenadering. Hij drong zich aan mij op. Ik moest hem aanraken over zijn hele lichaam. Na een paar minuten ging hij voldaan op mijn bed liggen. Hij wil blijven slapen. Ik raakte hem nog een keer aan, vrijwillig, als teken dat het goed was. “Als je maar niet op mijn bed poept,” zei ik. Samen vielen we in slaap, de buurkat en ik.
Geef een reactie