Als je het zelf maar gelooft

‘De beste omschrijving is denk ik toch een glas dat zich langzaam vult onder een druppelende kraan; elke druppel als een kleine, simpele, positieve gebeurtenis. Hoe snel de kraan drupt en het glas zich vult, hangt af van wat en hoeveel er op een dag gebeurt,’ concludeerde de vrouw, die nadenkend langs de man heen keek. ‘Ik heb geluk met mijn positieve blik,’ verklaarde ze verder aan de vreemdeling in haar deuropening, nu keek ze hem aan. ‘Terugkomend op wat u zojuist zei hè… U mag er best wat van hebben. Misschien kan ik zelfs wel dagelijks de helft afdragen, dan heb ik vast nog steeds genoeg voor mezelf,’ ze keek de man die het vreemde verzoek had gedaan onderzoekend aan, nog altijd met een licht gevoel van wantrouwen. Zo’n vreemd verzoek had ze namelijk nog nooit gehad.
En toch… wat als dit waar was? Het enthousiasme dat ze voelde bij die mogelijkheid liet haar metaforische kraan sneller druppelen; die ging van drup, drup, drup naar drup-drup-drup. Haar leven lang al wilde ze de mensen om haar heen wat gelukkiger maken, zo gelukkig als zij was. Het frustreerde haar soms hoe negatief anderen konden zijn, hoe ze de mooie kleine dingen die zich recht onder hun neus voordeden niet zagen. Nu deed zich een kans voor om dat wat ze altijd al wilde daadwerkelijk te verwezenlijken. Kon het echt zo makkelijk zijn?
‘Dat zou ik enorm waarderen. De voorraad wordt steeds kleiner. Steeds meer van onze bronnen raken besmet of uitgeput. Niet zo gek, in de wereld van nu,’ mijmerde de man terwijl hij zijn rechtervoet onrustig op en neer bewoog, van en op het stenen opstapje voor de deur. Abrupt stopte hij daarmee en keek haar indringend aan. ‘Slecht nieuws is overal, grote steden worden steeds voller, mensen zijn licht ontvlambaar en nou ja er zijn meer onzinbanen dan ooit, en dan te bedenken dat de mensen die ze uitvoeren er vaak ook nog eens bakken met geld mee verdienen…’ tijdens die opsomming bewoog hij zijn handen gefrustreerd op en neer. ‘En dan is er nog de constante jacht op kortetermijnvoldoening. Niets hiervan maakt hen echt gelukkig en toch blijft iedereen zo doorgaan. Het is gewoon triest,’ sprak hij vol frustatie en verdriet. Na het gebruik van dat laatste woord keek hij haar geschrokken aan, alsof hij bang was dat hij deze binnen handbereik zijnde waardevolle voorraad zou besmetten met die negativiteit, waarmee hij een nieuwe bron zou uiputten nog voordat hij hem had kunnen aanbreken. Als wat dit zenuwachtige mannetje aan de deur zei klopte, dan was positiviteit nog een stuk schaarser dan ze zelf had durven vermoeden. Hij ging door: ‘De manier waarop mensen nu leven maakt mijn taak extreem moeilijk. Des te blijer ben ik als ik mensen tref zoals jij, de uitzonderingen op de regel, zij die hun directe omgeving telkens opnieuw een beetje mooier maken maar in hun eentje net niet ver genoeg komen. Niet lullig bedoeld, maar vroeger was je niet zo bijzonder geweest,’ zei hij weemoedig. ‘Zeker bijzonder, want zo puur en sprankelend tref ik ze zelden, maar niet zó uitzonderlijk. Snap je?’ Ze snapte het niet helemaal want het klonk allemaal nogal vaag, maar wat hij zei gaf haar het gevoel dat het belangrijk was om snel te handelen en dus knikte ze maar gewoon. Of ze het volledig begreep leek er nu niet toe te doen.
De man opende de koffer die links van hem stond en de blik van de vrouw viel op de rijen met glazen mini-flaconnetjes. Ze waren zo’n vier centimeter per stuk en het leken er wel honderd. Op een deel ervan zat een al net zo kleine kurk, maar het overgrote deel was kurkloos. Moest hij die allemaal nog vullen? En zo ja, hoe zag dat de inhoud er dan uit? De gekurkte flesjes leken namelijk net zo leeg als die zonder.
Hij tikte tegen een van de flesjes en verbaasde haar voor de tweede keer met een vreemd voorstel: om het te laten werken moest ze een energiek dansje doen. Het liefst vóór haar deur, of in elk geval niet binnen. Het best zou het zijn als ze er ook nog wat enthousiaste kreten bij zou slaken. ‘Om de meeste en beste energie los te krijgen,’ zei hij om zijn voorstel kracht bij te zetten, of soort van logisch te maken, ze wist het niet helemaal.
Ze stak haar hoofd naar buiten en keek in het donker naar links en naar rechts, op zoek naar camera’s. Dit kon toch eigenlijk niet anders dan een grap zijn? Hadden haar vriendinnen deze vent gestuurd en lagen die achter dat busje verderop in een deuk? Ze zag en hoorde alleen helemaal niks wat hun aanwezigheid verraadde. Daarbij… ze kon zich niet voorstellen dat ze zoiets ’s nachts zouden doen.
Tot dan toe was ze van plan geweest te handelen naar het motto ‘Baadt het niet dan schaadt het niet’, want al zou het klinkklare onzin zijn en helemaal niet werken, dan had ze in het ergste geval wat van haar tijd staan te verdoen. Tot dan toe, want dit gekke verzoek kon haar reputatie in de straat schaden. Al had ze geen idee wat haar reputatie hier was, want heel goed kenden de mensen elkaar hier niet. Mensen waren steeds meer met zichzelf bezig en namen niet meer de tijd voor een gesprekje met de buren. Die gedachten gaven de doorslag: ze besloot dat ze zich niet drukt hoefde, of wilde, maken over de buren. En daarbij… zoveel mensen waren er op dit tijdstip niet op straat.
De man deed een stap naar achteren toen de vrouw vol overtuiging naar buiten stapte. ‘Prima, ik doe het.’
Hij keek haar verrast maar tevreden aan. ‘Geweldig!’ riep hij uit, waarna hij met zijn zenuwachtige, lange vingertjes snel een van de flaconnetjes en een kurk uit de koffer begon te pulken. Daarna keek hij haar verwachtingsvol aan, alsof hij wilde zeggen: toe dan, doe je kunstje maar.
Omdat uitstel niet kon voorkomen dat ze zou doen wat ze zojuist had toegezegd, begon ze maar met springen. Eerst rustig op en neer, maar na een paar keer enthousiaster en met haar armen zwaaiend. De man keek haar tevreden aan. ‘Je doet het goed!’ schreeuwde hij bijna uit.
Waarom dat compliment haar aanmoedigde was haar een raadsel, maar het was zo. Daardoor begon ze nu ook met het roepen van wat positieve zinnen. Alsof ze een of andere motiverende spreker met gebrek aan inspiratie was. ‘De wereld is heel mooi!’, ‘Kijk naar de kleine dingen!’, ‘Er zijn zoveel kansen, je moet ze alleen zien!’ begon ze, waarbij ze heel even een vlaag van walging voelde door de clichés die ze nu door de straat heen slingerde, al meende ze wat ze zei. Vaak waren clichés ook gewoon waar. Alleen… ze kon toch wel met iets beters komen dan dit?
‘Ga door! Je hebt het deelpunt bijna bereikt!’ sprong de man bijna met haar mee. Blijkbaar had hij geen moeite met haar voor de hand liggende leuzen. Hij ging er nogal goed op.
‘Vriendelijkheid is besmettelijk! Positiviteit ook!’ Nee, het werd er niet beter op. Ach, ze was er bijna. ‘Waarom zou je boos doen als je blij kunt zijn?!’, ‘Jij maakt het verschil!’, ‘Sámen maken we het verschil! Samen maken we de wereld mooi!’, ‘Doe met me mee!’.
‘Jajaja, je voorraad is geweldig!’ riep de man. Waarschijnlijk was ze high door haar eigen positiviteit, want ze bleef maar springen en roepen. Onhandig bewoog hij met het flesje om haar heen, alsof hij iets onzichtbaars probeerde te vangen met een heel klein schepnet.
Verwonderd keek hij naar haar en pakte nog een flesje. En nog een. En nog een. Tot meer dan de helft van de flesjes in de koffer gevuld waren. Iets wat alleen duidelijk was doordat er nu in het overgrote deel een kurk zat. De vrouw had dit niet door, ze was nog steeds druk bezig met dat energie-opwekritueel.
Nu hij heel veel meer flesjes had gevuld dan hij ooit eerder in één keer had gedaan en de voorraad nog altijd strekte, werd hij bezorgd. Was het mogelijk dat deze vrouw overgestimuleerd raakte, en dat ze zichzelf dood zou springen, zoals een paard zich kan doodrennen?
Om haar uit haar wat leek op een trance te halen, raakte hij haar arm voorzichtig aan. Het had niet het gewenste effect, want ze ging door met waar ze al zo’n tien minuten mee bezig was. In een lichte paniek kneep hij een beetje in haar arm. Dat hielp, ze stopte met het schreeuwen van positiviteiten en het springen werd minder hoog en ging door op een lagere freqentie. Na een minuut zette ze alleen nog heel zachtjes aan, alsof ze nog wilde springen maar niet meer van de grond kon komen. Weer een minuut later keek ze verdwaasd om zich heen. Na wat scherpstellen zag ze dat de man die eerder voor haar deur had gestaan onderzoekend naar haar stond te kijken. Hij had zijn hand nog steeds op haar arm en keek haar nu geruststellend aan. ‘Daar ben je weer,’ zei hij op een zachte toon, waarin niets van de zenuwachtige trekjes van daarvoor klonken.
‘Ja,’ kon ze alleen maar uitbrengen, want zo energiek als ze net was, zo uitgeput was ze nu opeens. En in de war. Waar het net haar levensdoel had geleken om te springen alsof ze er de wereld mee zou redden, schaamde ze zich nu een beetje voor wat ze allemaal had uitgekraamd. Al kon ze zich niet eens herinneren wat ze allemaal had geroepen. Het had op dat moment logisch geleken.
Ongemakkelijk keek ze om zich heen. Opgelucht ontdekte ze dat haar gedrag geen publiek had getrokken. Of dat er in elk geval op dit moment niemand om haar heen stond, door een op een kier staande voordeur gluurde of uit het raam hing om haar show te bekijken.
Nu pas keek ze de man echt aan. ‘Is het goed gegaan?’
Zijn blik ging naar de inhoud van de koffer en de vrouw volgde zijn beweging. ‘Je bent een uitzonderlijke bron,’ zei hij terwijl hij weer naar haar keek, ‘doorgaans is één persoon per keer goed voor maximaal twee flesjes. In een uitzonderlijk geval drie. Maar dit… Nee, ik heb dit al eeuwen als mijn taak, maar dit heb ik nog nooit gezien. Zelfs niet toen de bevolking van de aarde gemiddeld genomen wat gelukkiger was, en dat is al even geleden,’ vertrouwde hij haar met een serieuze blik toe.
De vrouw wist wederom niet zo goed hoe ze deze bijzondere vent moest kon peilen. Het enige wat ze wist, was dat zijn complimenten haar een goed gevoel gaven en dat ze uitgeput was. Uitgeput en om de een of andere reden heel erg voldaan. Euforisch zelfs.
‘Mag ik je advies geven?’ zei het vreemde mannetje, dat haar nog steeds onderzoekend aankeek. ‘Drink wat zoete limonade, kruip lekker onder de dekens en slaap tot je uit jezelf wakker wordt. Zet vooral geen wekker. Wat jij zojuist hebt gedaan kan nogal uitputtend zijn.’ Om het af te sluiten kneep hij haar lieflijk in haar arm. ‘Heel erg bedankt hiervoor. Maak je geen zorgen als je je een paar dagen iets minder vrolijk en aanwezig voelt dan normaal. Denk er dan maar aan dat je heel veel mensen hier heel gelukkig mee maakt,’ benadrukte hij terwijl hij naar de flesjes wees. De man draaide zich om om te vertrekken.
‘Wacht,’ zei de vrouw zachtjes. Ze was moe, maar ook nieuwsgierig. ‘Hoe werkt dit nu verder?’
Bedachtzaam koos de man zijn woorden. ‘Ik zal jouw positiviteit,’ hij knikte naar de koffer die hij nu stevig in zijn armen voor zich hield, ‘loslaten op mensen die het nodig hebben. Op negatievelingen die ooit positief waren, mensen die ermee gered kunnen worden.’
‘En dat werkt echt?’
Hij knikte. ‘Als jij het gelooft wel.’
Ze wilde hem net vragen wat het hele gedoe net voor nut had gehad als zij er niet in geloofde en wanneer hij weer terug zou komen, hoe tegenstrijdig dat ook was, toen de man opeens voor haar ogen verdween. Eén knipper en weg was hij.
De euforie verdween, net als de herinnering aan de man en al dat springen en schreeuwen van zojuist. Slechts een restantje bleef ervan over, als een droom die je je vaag herinnert maar toch net niet. Wederom keek ze verdwaasd keek ze om zich heen. Het gevoel dat ze hiernaartoe was gekomen met een doel was sterk, alleen wat dat doel was? Ze had geen idee. Het was donker, er was niemand op straat en alleen de vliegjes en de motten die om de zacht schijnende lantaarpaal langs de stoep fladderden waren druk op dit tijdstip. Het was waarschijnlijk midden in de nacht. Was dit nou wat slaapwandelen was?
Opeens bang dat ze hier alleen in haar T-shirt stond keek ze snel omlaag. Het verbaasde haar dat ze die geweldige, vrolijke en kleurrijke jurk droeg die al jaren ongedragen in haar kast hing, omdat ze bang was dat ze er te veel mee opviel. Tot nu blijkbaar. ‘Heel bijzonder…’ fluisterde ze tegen zichzelf terwijl ze een laatste blik op de rustende straat wierp, naar binnen liep en haar bed opzocht.
Zonder het door te hebben sliep ze niet alleen die nacht als een roosje, maar ook de volledige dag en nacht die daarop volgden.
Zich onbewust van het overslaan van een volledige dag en nog altijd in een vreemde waas liep ze die ochtend de voordeur uit, groette haar buurman en opende het slot van haar fiets. De man keek haar onderzoekend aan. Hij had haar tenslotte een dag niet gezien nadat ze zich zo vreemd had gedragen buiten. Midden in de nacht. Het had hem verbaasd dat hij haar op dat moment niet had gehoord.
‘Dat was me wat hè buuf,’ viel hij met de deur in huis omdat hij niet wist hoe hij er anders over moest beginnen.
De buuf in kwestie stond stil en draaide zich vertwijfeld om. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ze, zich vaag bewust van wat zijn antwoord zou zijn.
‘Twee nachten terug was je nogal actief,’ hij grinnikte maar keek haar ook bezorgd aan. Haar gezicht was een groot vraagteken. Ergens wilde ze meer horen, maar aan de andere kant wilde ze verdwijnen van schaamte. Het enige wat zij wist was dat ze buiten wakker was geworden, zich niet bewust was van wat ze had gedaan, óf ze iets had gedaan. Het bijzondere gevoel dat ze had gehad, wijdde ze aan de droom die ze daarvoor waarschijnlijk had gehad. Ondertussen herinnerde ze zich vaag dat er een man was, een man die haar had gevraagd te springen en roepen zodat hij wat van haar positiviteit kon meepikken, voor andere mensen. Het was een droom die haar een goed gevoel bezorgde. Kon het maar zo makkelijk zijn.
Omdat hij de kriebels kreeg van de manier waarop ze hem aanstaarde, alsof ze door hem heen keek, begon hij haar te vertellen wat ze wel maar ook weer niet wilde horen: ‘Gisterochtend zag ik een melding op mijn ringdoorbell, dat er activiteit voor de deur was geweest. Meestal zijn het dan gewoon mensen die iets te dicht voorbijlopen, of een nieuwsgierige kat, maar nu kon ik mijn ogen niet geloven. Jij stond voor de deur te springen alsof dat je levensdoel was. En dat was niet het enige, je schreeuwde er ook van alles bij. Zinnen met een positieve lading, dingen als “Vriendelijkheid is besmettelijk!” en “Doe met me mee!”. Nou buuf, ik maakte me zorgen toen ik dat zag, maar je was zo enthousiast dat ik ook echt bijna met je mee begon te stuiteren. Bij het horen van die motiverende zinnen, leek het alsof ik opeens de mooie dingen zag van het leven. Alsof de wereld veel meer kleur had. Het was een vreemd effect.’
Vol verbijstering keek ze haar buurman aan. Had ze dat echt gedaan in haar slaap? En… zei hij nou ‘gisterochtend’? Net had hij het ook al over ‘twee nachten terug’. Ze besloot er niets over te vragen, zodat ze dit hele gedoe niet nog gekker zou maken. Al floepte het volgende eruit nog voordat ze erover na kon denken: ‘Was ik alleen?’
De bezorgdheid kreeg nu de overhand bij de buurman. ‘Natuurlijk was je alleen. Je was denk ik aan het slaapwandelen, mompelde wel wat dingen alsof je een gesprek voerde maar dat deed je wel allemaal in je eentje.’ Vertwijfeld over of hij het volgende zou zeggen bleef hij even een stil. ‘Weet je buuf, er was wel iets vreemds aan die opname. Nou ja, buiten dat wat jij erop aan het doen was,’ wreef hij er per ongeluk extra in. ‘Sorry! Ik ben blij dat alles goed met je lijkt te gaan. Ik heb het huis een beetje in de gaten gehouden en hoopte je snel te zien, zodat ik wist dat je echt oké was,’ ging hij ongemakkelijk door. Waarop zij alleen maar beschaamd ‘bedankt’ kon mompelen en haar blik op de grond richtte. ‘Maar buuf, zoals ik wilde zeggen was er wel iets vreemds. Om jou heen leek het soms te schitteren. Ik weet niet… Echt alsof er een diamantje in de zon schittert, maar dan op heel veel plaatsen. Ja, zo kan ik het het best omschrijven. Dat gebeurde niet maar één keer, maar echt heel vaak. Het werd zelfs steeds meer. Het hield pas op zodra jij stopte met roepen en springen. Je kunt het zelf bekijken als je wilt!’ zijn emoties waren een mix van enthousiasme en bezorgdheid. En gaf die beste man eens ongelijk. Het was ook best bizar wat hij had aanschouwd.
Nog voordat ze kon instemmen pakte hij zijn mobiel erbij en zocht het filmpje op, dat hij bijzonder snel in de aanslag had. Alsof hij er heel recentelijk nog naar had zitten kijken.
Ze hoorde zichzelf praten nog voordat ze naar buiten stapte, zag vervolgens een gesprek dat ze met iemand voerde en dat hele springen-en-schreeuwen-gedoe waar haar buurman haar zeker weten graag in meer geur en kleur over had verteld als het niet over haarzelf ging. Maar wat ze ook zag was een man. Een man die haar buurman overduidelijk niet zag en waarover ze ook zeker niets zou zeggen. Vaag herkende ze hem. Dat zenuwachtige bewegen, dat koffertje dat open naast hem op de grond lag en waaruit hij steeds weer opnieuw een flesje pakte, dat langs haar heen bewoog, er een kurkje op deed en doorging met het volgende flesje. De manier waarp hij zijn hand op haar arm legde en haar geruststelde tot ze rustig stil bleef staan. Hoe hij iets later voor haar ogen verdween. Ze zag het allemaal en opeens was dat gevoel dat ze daar buiten, blijkbaar twee nachten terug, had gehad heel erg logisch: ze wás daar daadwerkelijk geweest met een doel. Het was niet alleen een vage droom. Hoe vreemd het ook was, dit was echt gebeurd. Daar was ze zeker van. Net zo zeker als dat ze ervan was dat deze man, die blijkbaar al eeuwenlang positiviteit zocht, verzamelde en uitdeelde begreep ze nu, terug zou komen voor meer.
En het zou werken; met haar hulp zou hij de wereld een beetje positiever maken. Dat wist ze zeker. Zij geloofde het namelijk zelf.

BoekenBoeken

5 gedachten over “Als je het zelf maar gelooft

Voeg uw reactie toe

Geef een reactie op Sylvia Reactie annuleren

Maak een website of blog op WordPress.com

Omhoog ↑